Voor de leerkracht

Deze pagina is ontworpen voor de leerkrachten. Dit is een verantwoording van de website. Hier staat de opbouw van de les en ook de benodigdheden om de les te geven.  


Thema

Ik ervaar weinig problemen in mijn praktijkklas en ook vanuit mijn praktijkbegeleider kwamen niet veel ideeën. Ik wilde eerst het onderwerp diversiteit uit gaan werken, omdat ik vind dat ieder kind hier meer over kan leren. Het gaat mij dan om verschillende geloofsovertuigingen. Het is een christelijke school, dus mijn praktijkbegeleider had dit afgeraden vanwege meningen van ouders. Ik heb dit thema bedacht nadat ik veel inspiratie kreeg vanuit boeken. In de klas voelen de kinderen zich soms niet lekker en komen ze naar mij of de juf toe om dit aan te geven. Vaak weten ze niet hoe het komt of wat zij er tegen kunnen doen. Dit gaf mij het idee om het over jezelf goed voelen te hebben. volgens De Schepper (2017) is bij het kiezen van een onderwerp belangrijk dat er een veilig pedagogisch klimaat moet zijn en dat er rekening gehouden moet worden met eventuele godsdienstige achtergronden van de kinderen. Dat is de reden dat ik niet voor diverse godsdiensten heb gekozen.

Doelgroep

De website is ontworpen voor groep 5. Aan de hand van kenmerken van doelgroep heb ik opdrachten ontworpen. Om dit in kaart te brengen breng ik in kaart in welke fase de kinderen zitten volgens de morele ontwikkeling en levensbeschouwelijke ontwikkeling.

Morele ontwikkeling

Bij de morele ontwikkeling gaat het om het ontwikkelen van besef van goed en kwaad en het maken van keuzes (De Schepper, 2017). De kinderen van mijn praktijkklas bevinden zich volgens Kohlberg op de grens van preconventionele naar het conventionele niveau. Dat zie ik aan de kinderen als zij regels moeten nastreven. Een deel kan dit al heel goed en houdt zich aan de afspraken en sommige kinderen streven de regels en afspraken niet na en raffelen het werk af om dan maar leuk iets anders te mogen doen. Volgens Piaget zitten de kinderen van groep 5 in de concreet operationele stadium, vanwege de leeftijd (Van Beemen & Beckerman-Wagner, 2020). Hier staat het begrip tastbaar centraal. Ik heb er voor gekozen om opdrachten op papier te bedenken, maar als zij willen mag het ook op word. Zo zorg ik ervoor dat ik de kinderen de kans bied om een stap naar de volgende fase te zetten.

Levensbeschouwelijke ontwikkeling

Volgens Kopmels (2020) is levensbeschouwelijke ontwikkeling: ‘telkens opnieuw betekenis geven aan je omgeving’. De kinderen in mijn praktijkklas bevinden zich volgens de theorie van Fowler in de mythisch-letterlijke levensbeschouwing. De kinderen in de groep vinden boeken heel interessant en lezen graag. Hierdoor verkrijgen zij zelf informatie, zoals laatst een meisje alle botten leerden vanuit een boek. Verhalen staat in deze fase centraal en daarom verwerk ik dat in mijn lessenserie. Het is een fantasieverhaal om de verbeelding te stimuleren (Van Beemen & Beckerman-Wagner, 2020). De kinderen ontwikkelen in deze fase het inlevingsvermogen en daarom verwerk ik tijdens het gesprek vragen om dit te stimuleren.

Visie op levensbeschouwing

Er zijn drie visies op het geven van levensbeschouwing. In mijn les zal ontwikkeling van levensbeschouwing het uitgangspunt zijn (visie 3). Deze visie op onderwijs zegt eigenlijk dat kinderen zich ervan bewust moeten worden wat zij belangrijk vinden en waarom. De andere visies gaan over het overbrengen van kennis en het thuisraken in een bepaalde Levensbeschouwing. Dat is in mijn les niet aan de orde (Kopmels, 2020). Bij het ontwikkelen van levensbeschouwing worden alledaagse onderwerpen uitgekozen. We gaan tijdens de les aan de slag met een alledaagse onderwerp, namelijk ‘Je goed voelen’.

Rol van de leerkracht

De rol van de leerkracht is bij de derde visie is het begeleiden van het proces bij de kinderen.

Lesdoelen: 

1.      De kinderen ontdekken wat hen goed laat voelen en brengen dit in kaart.

2.      De kinderen ontdekken wat hen slecht laat voelen en brengen dit in kaart.

3.      De kinderen ontwerpen een positieve quote om dit vaker te lezen, zoals een happy stone.

 

Kerndoelen SLO-tule: 

Kerndoel 34: De leerlingen leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen.

  • De kinderen ontdekken wat hen goed laat voelen, zoals beweging (verhaal Nandoe). Tijdens het gesprek bespreken we ook met elkaar wat we doen als we iemand zien die zich niet goed voelt. Hierdoor werken we aan het zorgen voor jezelf, maar ook voor de ander.

Kerndoel 37: De leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen.

  • Tijdens het gesprek, maar ook tijdens het maken van de opdrachten gaan de kinderen een andere mening horen dan die van henzelf. Hierbij is het van belang dat de kinderen elkaar met respect behandelen en elkaar niet uitlachen of pesten.

Kerndoel 5: De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies, zoals: informeren, instrueren, overtuigen of plezier verschaffen.

  • Tijdens het maken van opdracht 4 werken de kinderen aan kerndoel 5. Zij bedenken een quote/tekst en maken het papier mooi op.

 

 

Verhaal Nandoe Docx
Word – 8,4 MB 10 downloads
Werkblad Opdracht 3 Docx
Word – 37,5 KB 8 downloads

Lesopbouw

Voorbereiden

  • Website klaarzetten met link (voeljegoed.net)
  • Introductie klaarzetten (afbeelding plant)
  • Klaarleggen materialen voor elk kind:
    • Verhaal op papier voor opdracht 1 (of van tevoren vragen wie dit wil)
    • Wit A5 (opdracht 2)
    • Werkblad met ‘Ik voel mij goed als… en Ik voel mij slecht als…’ (opdracht 3)
    • Wit A6 (opdracht 4)

 

Introductie

De les begint met een afbeelding van planten. Eén die aan het doodgaan is en de andere die heel mooi staat. De vraag die ik dan stel is: Wat is er hier gebeurd? Welk plaatje komt eerst? Kan jij je je wel eens in de plant inleven? Voel jij je wel eens zo?  

 

Doel van de les benoemen

Je gaat ontdekken wat je goed laat voelen en wat je slecht laat voelen. Dit gaan we doen op een website die ik gemaakt heb speciaal voor jullie. Kijk maar eens mee naar de website.

 

Website doornemen

Dit is de eerste pagina. Hier begin je zo mee. Dit lees je even door en dan staat er een gele knop, hier kan je op klikken en dan ga je naar het volgende onderdeel. Er staat overal uitleg bij en ik zal ook rondlopen, dus ik ga jullie niet nog 10 minuten laten zitten om te luisteren. Je maakt tot opdracht 4 en je gaat lekker zelf aan de slag.

 

Verwerking

De kinderen gaan werken aan de website en maken de opdrachten. Leerkracht loopt rond voor vragen.

 

Gesprek (afsluiting)

Volgens De Schepper (2017) is het tijdens het gesprek belangrijk dat er open vragen worden gesteld en dat de kinderen actief meedoen. Ook is het belangrijk dat de kinderen zich serieus genomen voelen en dat ze op elkaar mogen reageren. Het wisselen van werkvormen kan bijdragen aan het gesprek, omdat niet alle kinderen durven zeggen in de groep.

“De tijd is voorbij en ik ben heel benieuwd naar wat jullie hebben ontdekt”. Voorbeelden laten zien van wat de leerlingen hebben opgeschreven bij opdracht 3. Vervolgens een gesprek aangaan met behulp van de volgende vragen:

Type 1 vragen:

  • Wat heb jij allemaal bij: Ik voel mij goed als gezet?
  • Wat heb jij allemaal bij: Ik voel mij slecht als gezet?
  • Wat heb jij opgeschreven om jou beter te voelen?

Type 2 vragen

  • Heb jij je wel eens heel goed gevoeld? Wanneer was dat dan?
  • Heb jij je wel eens heel slecht gevoeld? Wanneer was dat dan?

Type 3 vragen

  • Wat deed je toen je dat voelde?
  • Wat zou je kunnen doen als je je niet goed voelt?

Type 4 vragen

  • Hoe kun je iemand helpen als je ziet dat iemand zich niet zo goed voelt?
  • Moet je altijd iemand helpen als iemand zich niet goed voelt?

Type 5 vragen

  • Hoe kijk je nu aan tegen je slecht voelen?
  • Wat is een oplossing voor jou als je je zo voelt?

 

Afsluiting

Bespreken van de woorden die opgesteld zijn bij opdracht 4 en benoemen dat ze dit in hun lade mogen bewaren voor als je je niet zo goed voelen om er kracht uit te halen. 

 

Levensvragen die bij de website worden geïntegreerd: 

  • Wat is goed en wat is kwaad?
    • In deze les zal het ‘goede’ gaan om wat jou goed doet, welke benodigdheden of welke acties?
    • In deze les zal het ‘kwade’ gaan om wat gouw geen goed doet, wat geeft jou een slecht gevoel of waardoor voel jij je slecht?
  • Hoe leven mensen met elkaar samen?
    • In deze les zal dat terugkomen in het gesprek door de vraag: “Wat doe je als je iemand ziet die zich niet goed voelt?” te stellen.

 

Domeinen

De domeinen die hebben in de les voor komen zijn:

  • De wereld van de dingen. In de les zullen de kinderen kijken naar wat hen goed laat voelen, dit kunnen dingen of acties zijn. Ze moeten bewust nadenken over de dingen die hen goed of slecht laten voelen. Dit zal aan bod komen tijdens het maken van de opdrachten.
  • De anderen mensen. Bijna iedereen wil graag mensen om hen hebben. Het is fijn om elkaar te helpen en daarom is het goed om bewust te worden wat je zou doen als iemand zich niet goed voelt. Dit zal terugkomen is het gesprek.
  • De kinderen ontdekken voor zichzelf wat hen goed of slecht laat voelen. Dit zullen zij ontdekken tijdens het maken van de opdrachten. Bij opdracht 2 ontdekken zij dit door middel van vragen en stellingen. Daarna categoriseren zij de dingen die hen goed/slecht laten voelen op papier of in word.

 

Aspecten

De aspecten die hebben in de les voor komen zijn:

  • De ervaring. Het is een belangrijk aspect van levensbeschouwing en gaat om hoe jij dingen ervaart. In deze les gaan de kinderen aan de slag met wat zij vinden en hoe zij tegen vragen/stellingen aankijken.
  • De opvatting. Vooral de letterlijke uitspraken, want symbolische uitspraken zijn niet van toepassing in deze les. “Ieder mens is uniek en iedereen vindt wat anders”. Dit komt aan bod tijdens de introductie en tijdens het gesprek aan het einde van de les.
  • De kinderen maken een poster in word met plaatjes of maken een poster met twee lichamen op papier.
  • Sociale verbanden. Het pedagogisch klimaat moet veilig zijn om je levensbeschouwelijk te ontwikkelen. Gesprekken voeren zorgen er ook voor dat je levensbeschouwelijk ontwikkelt.
  • De kinderen kennen de normen tijdens een gesprek, zoals: je laat een ander uitpraten.

Vaardigheden

Waarnemen:

  • Volgens De Schepper (2017) wordt tijdens de mythisch-letterlijke fase bij de vaardigheid waarnemen: verwonderen verbonden met verkennen. Het verhaal zal worden verbonden met verkennende vragen en stellingen. De kinderen zullen zintuigelijk waarnemen door simpelweg de opdrachten uit te voeren. Het verhaal online luisteren zal bijdragen aan de zintuigelijke ontwikkeling door te kijken en te luisteren naar wat ik voorlees.
  • De deelvaardigheid verkennen komt voor in de les. Verkennen gaat volgens De Schepper (2017) vooral door verhalen. In de les zullen de kinderen een verhaal lezen.
  • Voelen is ook een deelvaardigheid van waarnemen die terugkomt tijdens de les. Het gaat om emoties voelen en wat bepaalde aspecten met jouw gevoel doen.

 

Verbeelden

  • In de fase van groep 5 moet er een evenwicht zijn tussen de verbeelding en het realisme. Het verhaal heeft een bekend probleem, maar de personages zijn dieren die ‘praten’.

Redeneren

  • De Schepper (2017) geeft aan dat kinderen in de mythisch-letterlijke fase een voorbeeld kunnen geven bij het redeneren. Bij de introductie werken we aan het benoemen van een ervaring omtrent de plant die aan het doodgaan is. Aan het einde van de les tijdens het gesprek worden er meerdere voorbeelden gegeven in welke situatie de kinderen zich goed voelen en in welke niet.


Communiceren

  • In de fase waarin de kinderen van groep 5 zich bevinden komt er steeds meer ruimte voor meningen van anderen (De Schepper, 2017). Tijdens de introductie, opdracht 1 en het gesprek wordt hieraan gewerkt. De kinderen bepalen wij zij vinden, maar gaan hier wel over in gesprek met elkaar.


Handelen

  • Hierbij is het van belang dat kinderen zelf een keuze maken en doen wij zij willen (De Schepper, 2017). Dit komt terug in keuzes die ik hen aanbied, zoals het lezen of maken van de opdrachten op papier of op de Chromebook.


Vertrouwen

  • De kinderen in de mythisch-letterlijke fase zijn nog heel optimistisch ingesteld, maar negatieve aspecten kunnen wel invloed hebben (De Schepper, 2017). Daarom kies ik ervoor dat zij bij opdracht 3 minimaal 3 positieve en 3 negatieve dingen opschrijven om er enigszins een balans in te creëren.

Bronnen 

De Schepper, J. (2017). Levensbeschouwing ontwikkelen. Didactiek voor levensbeschouwing in het primair onderwijs. Kwintessens.

Kopmels, T. (2020). Verhalen vertellen en vragen stellen. Vakdidactiek Levensbeschouwing & Geestelijke Stromingen (2e druk). Noordhoff.

Van Beemen, L., & Beckerman-Wagner, M. (2020). Ontwikkelingspsychologie (7e druk). Noordhoff.

Oriëntatie op jezelf en de wereld. (z.d.). SLO. https://www.slo.nl/thema/meer/tule/orientatie-jezelf-wereld/